Boodschap voor de Eerste Kamer

Jan was dood en had bij leven
Altijd heel veel goeds gedaan.
Na zijn dood wou hij weggeven
Om het even welk orgaan.

Want hij wist dat heel veel mensen
Lijdend aan een ziek orgaan
Transplantatie zouden wensen
Om wat langer te bestaan.

Maar hij had niet opgeschreven
Dat dit was zijn laatste wil.
Het papier was leeg gebleven;
Er was dus geen codicil.

Daardoor werd ‘t een ijdel streven,
Want de Nederlandse wet
Heeft Jans wens om gul te geven,
Feitelijk aan de kant gezet.

Nabestaanden moeten komen
En besluiten of het mag;
Of Jan in zijn gulle dromen
De gevolgen overzag.

Nee, zegt een, hij wordt geschonden,
’t Was altijd zo’n mooie man.
Daarin snijden, dat is zonde,
‘k Word er ziek en misselijk van.

Ook een ander ziet bezwaren:
Jan was nooit zo’n slimme vent,
Was hij in zijn laatste jaren
Niet stokdoof en haast dement?

Nee, wij kunnen ’t oog niet sluiten
Voor wat hem wordt aangedaan.
Dit gaat ieder perk te buiten,
Het gemis van een orgaan.

Ongeschonden moet hij blijven,
Heelhuids liggen in zijn kist;
Ook al zal er niets beklijven,
Toch wordt er ook niets vermist.

Allemaal goed, orgaandonatie,
Maar toch niet voor iedereen!
Jan moet heel naar de crematie,
Gaaf van lijf van top tot teen.

Wat was ’t eind van dit verhaal?
Jan zijn lijf werd ongeschonden
Wel verbrand daarna totaal
En de schoorsteen uit gezonden.

En het einde van dit liedje?
Niets van Jan bleef nabestaan.
Enkel maar een klein verdrietje
Bij een mens met ‘n ziek orgaan.

Een reactie

  • Rien Valk

    Hoe je er ook over denkt, bruikbare organen verbranden of in de grond stoppen is zinloos lijkt mij. Of zouden er nog mensen zijn die verwachten weer fris en “jong” uit hun as te herrijzen ( bij het laatste oordeel ) en daarom hun organen niet beschikbaar willen stellen?

Laat een antwoord achter aan Rien Valk Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *